Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
8 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 november 2016, waarin de verdachte werd veroordeeld voor (poging tot) diefstal met geweld en diefstal. De Hoge Raad heeft op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 17/03237. De verdachte had eerder voorwaardelijke straffen opgelegd gekregen, en het hof had de tenuitvoerlegging van deze straffen gelast. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde taakstraf met vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat er een misslag was in het arrest van het hof met betrekking tot de last tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen. De Hoge Raad heeft de misslag hersteld en de opgelegde taakstraf verminderd van 240 uren naar 228 uren, met een subsidiaire hechtenis van 114 dagen. Tevens werd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan na meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden.