ECLI:NL:HR:2019:23

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
17/03237
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake poging tot diefstal met geweld en eerdere voorwaardelijke straffen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 november 2016, waarin de verdachte werd veroordeeld voor (poging tot) diefstal met geweld en diefstal. De Hoge Raad heeft op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 17/03237. De verdachte had eerder voorwaardelijke straffen opgelegd gekregen, en het hof had de tenuitvoerlegging van deze straffen gelast. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde taakstraf met vervangende hechtenis. De Hoge Raad oordeelde dat er een misslag was in het arrest van het hof met betrekking tot de last tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen. De Hoge Raad heeft de misslag hersteld en de opgelegde taakstraf verminderd van 240 uren naar 228 uren, met een subsidiaire hechtenis van 114 dagen. Tevens werd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan na meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden.

Uitspraak

8 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/03237
RRA/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 18 november 2016, nummer 23/002811-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (voormalige Sovjet-Unie) op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde taakstraf met de vervangende hechtenis, tot vermindering daarvan, en tot verbeterde lezing van het dictum wat de betreft de niet-ontvankelijkheid van de Advocaat-Generaal bij het hof in de vordering van tenuitvoerlegging in dier voege dat deze betrekking heeft op parketnummer 18/131062-13, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het bestreden arrest een misslag bevat wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 11 tot en met 13 is de klacht terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de misslag herstellen.
2.3.
Voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan 2 jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 228 uren, subsidiair 114 dagen hechtenis, belopen;
verstaat dat het Hof de tenuitvoerlegging heeft gelast van
- de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Holland van 23 september 2014 (parketnummer 15-073219-13);
- de voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Holland van 23 september 2014 (parketnummer 15-800416-14);
- een gedeelte, groot 3 maanden, van de voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Holland van 2 december 2013 (parketnummer 15-703358-13);
verstaat dat het Hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Holland van 11 april 2014 (parketnummer 18/131062-13);
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 januari 2019.