Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
12 februari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 4 mei 2017 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behandeld. De betrokkene, geboren in 1984, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat B. Kizilocak uit Rotterdam. De zaak betreft profijtontneming in het kader van gewoonteheling, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De Officier van Justitie heeft niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering, omdat de inbeslaggenomen boekhouding onvolledig is geretourneerd. Hierdoor kan de betrokkene niet controleren of de ontnemingsvordering op de juiste wijze is berekend. Er is ook een verzoek gedaan om een inventaris op te laten maken van de inbeslaggenomen stukken die zich bij de boekhouder van de betrokkene bevinden.
De Hoge Raad heeft op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, en het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.