Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
12 februari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 4 mei 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1976, is beschuldigd van diefstal d.m.v. braak, meermalen gepleegd, deelneming aan een criminele organisatie, gewoontewitwassen en medeplegen van diefstal. De feiten houden in dat de verdachte samen met anderen op grote schaal gereedschappen uit bedrijfsbusjes heeft gestolen en deze heeft verkocht aan een heler. De advocaat van de verdachte, A.D. Kupelian, heeft een middel van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het middel niet kan leiden tot cassatie. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 12 februari 2019 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.