ECLI:NL:HR:2019:2039

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2019
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
19/04628
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van [X] B.V. tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaak

In deze zaak heeft [X] B.V. een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de Hoge Raad die betrokken zijn bij de behandeling van haar cassatieberoep in een belastingzaak. Het verzoek tot wraking is ingediend door de gemachtigde van verzoekster, [A], op 9 oktober 2019, naar aanleiding van een brief van de Hoge Raad waarin werd aangekondigd dat op 11 oktober 2019 uitspraak zou worden gedaan. Verzoekster stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om bewijs te leveren van de tijdige verzending van haar beroepschrift, en dat de mededeling over de uitspraak onbegrijpelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De gronden voor wraking die door verzoekster zijn aangevoerd, zijn niet geconcretiseerd met feiten die wijzen op de onpartijdigheid van de betrokken raadsheren. Hierdoor kon het wrakingsverzoek niet worden toegewezen.

Op 22 november 2019 heeft de Hoge Raad het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing is genomen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met raadsheren V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, en is openbaar uitgesproken door rolraadsheer C.E. du Perron.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer19/04628
Datum22 november 2019
BESLISSING
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: verzoekster)
betreffende het door verzoekster ingediende verzoek tot wraking van de hierna te noemen leden van de Hoge Raad.

1.De procedure

1.1
Verzoekster heeft bij de Hoge Raad beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de Belastingkamer van de Hoge Raad is ingeschreven onder het nummer 19/03268. Bij brief van 3 oktober 2019 is aan verzoekster meegedeeld dat op 11 oktober 2019 ter terechtzitting de beslissing in de hiervoor genoemde zaak in het openbaar zal worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat het arrest zal worden gewezen door de raadsheren J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools.
1.2
Bij op 9 oktober 2019 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft [A], gemachtigde van verzoekster, de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden in de Hoge Raad. Deze leden hebben laten weten niet in de wraking te berusten en geen behoefte te hebben daarover te worden gehoord.
1.3
Ter zitting van de Hoge Raad van 11 november 2019 heeft [A], gemachtigde van verzoekster, het wrakingsverzoek mondeling toegelicht.

2.Beoordeling van de wrakingsverzoeken

2.1
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 29 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het beroep in cassatie in belastingzaken.
2.2
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift als grond voor de wraking het volgende aangevoerd. Aanleiding voor het verzoek is een brief van de Hoge Raad van 3 oktober 209, waarin wordt aangekondigd dat op 11 oktober 2019 uitspraak zal worden gedaan in de zaak van verzoekster. Verzoekster meent dat zij daaraan voorafgaand in de gelegenheid had moeten worden gesteld bewijs te leveren van de tijdige verzending van haar beroepschrift. Uit het EVRM en de rechtspraak volgt dat die gelegenheid niet is beperkt tot schriftelijke bewijslevering.
De mededeling dat op 11 oktober 2019 uitspraak zal worden gedaan terwijl (i) geen gelegenheid is geboden voor bewijs door getuigen, (ii) de termijn voor het indienen van de gronden van beroep op die datum niet is verstreken, (iii) de verweerder geen gelegenheid is geboden een verweerschrift in te dienen, en (iv) de zaak niet inhoudelijk is behandeld, is dan ook onbegrijpelijk. De onbegrijpelijke beslissingen en het nalaten van de leden van de Hoge Raad die zijn belast met de behandeling van het cassatieberoep, maakt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt.
2.3
Voorop dient te worden gesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.4
De door verzoekster genoemde gronden voor wraking zijn met betrekking tot mrs. Wortel, Beukers-van Dooren en Cools niet geconcretiseerd aan de hand van omstandigheden die zien op hun onpartijdigheid. Deze grond kunnen dus – wat daarvan verder zij – niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek.
2.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het wrakingsverzoek te worden afgewezen.

3.Beslissing

De Hoge Raad wijst het verzoek tot wraking af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer C.E. du Perron op 22 november 2019.