ECLI:NL:HR:2019:2039
Hoge Raad
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek van [X] B.V. tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaak
In deze zaak heeft [X] B.V. een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de Hoge Raad die betrokken zijn bij de behandeling van haar cassatieberoep in een belastingzaak. Het verzoek tot wraking is ingediend door de gemachtigde van verzoekster, [A], op 9 oktober 2019, naar aanleiding van een brief van de Hoge Raad waarin werd aangekondigd dat op 11 oktober 2019 uitspraak zou worden gedaan. Verzoekster stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om bewijs te leveren van de tijdige verzending van haar beroepschrift, en dat de mededeling over de uitspraak onbegrijpelijk was, gezien de omstandigheden van de zaak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De gronden voor wraking die door verzoekster zijn aangevoerd, zijn niet geconcretiseerd met feiten die wijzen op de onpartijdigheid van de betrokken raadsheren. Hierdoor kon het wrakingsverzoek niet worden toegewezen.
Op 22 november 2019 heeft de Hoge Raad het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing is genomen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met raadsheren V. van den Brink en T.H. Tanja-van den Broek, en is openbaar uitgesproken door rolraadsheer C.E. du Perron.