ECLI:NL:HR:2019:2030

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
18/04251
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de overeenkomst van opdracht tussen docent en hogeschool met betrekking tot de toepasselijkheid van artikel 7:658 BW

In deze zaak heeft [de docent] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht tussen de docent en de Stichting Christelijke Hogeschool Windesheim. De centrale vraag in deze procedure is of artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op de overeenkomst tussen de docent en de hogeschool. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere vonnissen van de rechtbank Overijssel en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit betekent dat de Hoge Raad geen nadere motivering behoeft te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep van Windesheim niet aan de orde. De Hoge Raad heeft vervolgens de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van Windesheim begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en heeft [de docent] in deze kosten veroordeeld.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04251
Datum20 december 2019
ARREST
In de zaak van
[de docent],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [de docent],
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
tegen
STICHTING CHRISTELIJKE HOGESCHOOL WINDESHEIM,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: Windesheim,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 3148779 CV Expl 14-4726 van de rechtbank Overijssel van 2 december 2014 en het vonnis in de zaak C/08/165170 / HA ZA 14-597 van de rechtbank Overijssel van 25 november 2015;
het arrest in de zaak 200.191.818/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2018.
[de docent] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Windesheim heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [de docent] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [de docent] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Windesheim begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
20 december 2019.