Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Zwolle,
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
20 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [de docent] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht tussen de docent en de Stichting Christelijke Hogeschool Windesheim. De centrale vraag in deze procedure is of artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op de overeenkomst tussen de docent en de hogeschool. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere vonnissen van de rechtbank Overijssel en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit betekent dat de Hoge Raad geen nadere motivering behoeft te geven, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep van Windesheim niet aan de orde. De Hoge Raad heeft vervolgens de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van Windesheim begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en heeft [de docent] in deze kosten veroordeeld.