Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
17 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, en medeplichtigheid aan een overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet dieren. De verdachte had mest overgebracht naar Duitsland onder de zogenaamde 'grensboerenregeling'.
Het middel in cassatie klaagde over het oordeel van het Hof dat de percelen in Duitsland niet konden worden aangemerkt als 'gronden van eenzelfde bedrijf' volgens de relevante Europese verordening. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de geldboete van € 22.500,- naar € 21.375,-.
De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere aspecten van de uitspraak van het Hof in stand blijven. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.