Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
17 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij het medeplegen van valsheid in geschrift en medeplichtigheid aan de overtreding van artikel 81c van de Gezondheids- en welzijnswet dieren. De zaak betreft het overbrengen van mest naar Duitsland onder de zogenaamde 'grensboerenregeling'. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie dat door de advocaat van de verdachte, M.J.J.E. Stassen, was voorgesteld, beoordeeld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 140 uren naar 133 uren, met een subsidiaire vervangende hechtenis van 66 dagen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en het beroep voor het overige verworpen.