Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
10 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1959, was betrokken bij een strafzaak waarin hij beschuldigd werd van medeplegen van oplichting door het versturen van 38 valse facturen naar een bank, waardoor de bank meer dan 1,6 miljoen euro overmaakte. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het gebruik maken van vals geschrift met betrekking tot één van die facturen. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.