ECLI:NL:HR:2019:1920

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
6 december 2019
Zaaknummer
18/04454
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rijden tijdens rijontzegging en de motivering van de bewezenverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor het rijden tijdens een rijontzegging, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet toereikend was gemotiveerd. De verdachte had op 12 juni 2015 in Geldermalsen een verkeersongeval veroorzaakt terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De Hoge Raad concludeerde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kon worden afgeleid dat de verdachte bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen was ontzegd, noch dat deze ontzegging van kracht was ten tijde van het feit. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het onder 4 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet leidden tot cassatie.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04454
Datum10 december 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 23 mei 2018, nummer 21/001308-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.B.M. Nijhuis, advocaat te Enspijk, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De middelen zijn schriftelijk toegelicht.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde niet toereikend is gemotiveerd.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
“hij op 12 juni 2015, in de gemeente Geldermalsen, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de J.F. Kennedylaan, een motorrijtuig, (personenauto) heeft bestuurd.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], opgemaakte proces-verbaal Aanrijding misdrijf, opgemaakt en gesloten op 24 juni 2015, (dossierpagina 8-11), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten voornoemd - zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 12 juni 2015 te 20:30 uur werd melding gedaan van een verkeersongeval, waarbij een persoon de plaats van het ongeval heeft verlaten zonder zijn identiteit bekend te maken. De aanrijding vond plaats om 20.26 uur, op een T-kruising aan de J. F. Kennedylaan te Geldermalsen.
Betrokkene 1 (bestuurder van een personenauto, merk Jaguar, kenteken [kenteken 1]): [verdachte], [a-straat 1] te [plaats].
Betrokkene 2 (bestuurder van een personenauto, [kenteken 2] Renault Megane): [betrokkene 2].
Beide voertuigen reden elkaar tegemoet en naderden de kruising J.F. Kennedylaan met de Gerdina’s Hof. Er heeft een frontale aanrijding plaatsgevonden. Beide voertuigen liepen schade op. Betrokkene 1 heeft hierna de plaats van het ongeval verlaten, zonder dat hij de gelegenheid had geboden tot vaststelling van zijn identiteit en de identiteit van het door hem bestuurde motorrijtuig.
Bij latere controle bij het rijbewijsregister is gebleken dat het rijbewijs van de bestuurder van de Jaguar, [verdachte], volledig ongeldig is verklaard sinds 25 maart 2009. Het betreft het rijbewijs, met nummer [001], ligt op dit moment bij het CBR (Divisie vorderingen).
(…)
8. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële documentatie, gedateerd d.d. 10 april 2018:
CVOM : 96-087473-15
Feit 2 : art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994.
Kwalificatie : overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994.
Maat. classif. : ongeldig verklaard rijbewijs.
Pleegdatum : 2 mei 2015 te Geldermalsen.
9. Het in de wettelijke vorm door verbalisant, opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt en gesloten op 12 juni 2015, (dossierpagina 37), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte - zakelijk weergegeven:
In 2008 werd mijn rijbewijs ingenomen maar in 2009 kreeg ik het terug. Het CBR vertelt mij dat zij het hebben. Er lopen op dit moment klachtenprocedures over mijn rijbewijs.”
2.3
De bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde is niet toereikend gemotiveerd. Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan immers niet worden afgeleid dat de verdachte bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorijtuigen was ontzegd, noch dat een ontzegging van kracht was ten tijde van het onder 4 tenlastegelegde feit. Anders dan het Hof kennelijk heeft geoordeeld, is de - uit bewijsmiddel 8 blijkende - omstandigheid dat de verdachte voorafgaande aan het onder 4 tenlastegelegde feit is veroordeeld vanwege overtreding van art. 9, tweede lid eerste volzin, Wegenverkeerswet 1994 - het besturen van een motorrijtuig terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig is verklaard - daartoe niet redengevend.
2.4
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van de overige middelen

Het tweede en het derde middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Het vierde middel behoeft, gelet op de navolgende beslissing, geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 december 2019.