Uitspraak
wonende te [woonplaats],
Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 mei 2019. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Weerden, heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. De zaak betreft de vraag of er sprake is van een levensverzekering zoals bedoeld in artikel 22a van de Faillissementswet (Fw) en hoe de omvang van de boedel in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) moet worden vastgesteld. De Advocaat-Generaal R.H. de Bock heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Rechtsvordering (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft.