ECLI:NL:HR:2019:1801

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
18/03823
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest wegens overschrijding van de termijn voor uitspraak na sluiting van het onderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel bij een politieambtenaar. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof in strijd heeft gehandeld met artikel 345 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door niet uiterlijk op de veertiende dag na de sluiting van het onderzoek uitspraak te doen. Het onderzoek in hoger beroep was op 23 juli 2014 gesloten, maar de uitspraak volgde pas op 8 augustus 2014. Dit verzuim heeft geleid tot de nietigheid van het bestreden arrest. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof, wat de Hoge Raad heeft bevestigd. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling op basis van het bestaande hoger beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03823
Datum19 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 augustus 2014, nummer 20/003688-13, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft O.J. Much, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 345, derde lid, Sv later dan op de veertiende dag na de sluiting van het onderzoek uitspraak heeft gedaan.
2.2
De aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel in het bijzonder van belang, het volgende in:
(i) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2014, inhoudende onder meer:
“De verdachte genaamd:
[verdachte],
(...)
is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet verschenen.
(...)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 6 augustus 2014 te 09.00 uur.”
(ii) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 augustus 2014, inhoudende onder meer:
“De verdachte genaamd:
[verdachte]
(...)
is niet ter terechtzitting aanwezig. Het arrest is abusievelijk niet op 6 augustus 2014, maar op 8 augustus 2014 uitgesproken. Diverse verdachten zijn op 6 augustus 2014 telefonisch in kennis gesteld van hun uitspraak. Op 7 augustus 2014 is het arrest aan verdachte verstrekt. Mr. F. van Es spreekt het arrest uit.”
(iii) het bestreden arrest van het Hof houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Parketnummer: 20-003688-13
Uitspraak: 6 augustus 2014
(...)
Aldus gewezen door
(...)
en op 6 augustus 2014 ter openbare terechtzitting uitgesproken.”
2.3
Art. 345 Sv, dat ook op de terechtzitting in hoger beroep van toepassing is, luidt:
“1. Na afloop van het onderzoek wordt dit door den voorzitter gesloten verklaard en wordt hetzij aanstonds de uitspraak gedaan, hetzij door den voorzitter mondeling medegedeeld, wanneer zij, volgens de bepaling der rechtbank zal plaats vinden.
2. Te bepaalden tijde kan de uitspraak mondeling tot een naderen dag worden uitgesteld. De uitspraak kan niet vervroegd worden, tenzij zij gedaan wordt in tegenwoordigheid van den verdachte.
3. In geen geval mag de uitspraak later plaats vinden dan op den veertienden dag na de sluiting van het onderzoek. Daarbij kan volstaan worden met het uitspreken van een verkort vonnis.
4. Heeft de uitspraak alsdan niet plaats gehad, dan wordt de zaak op de bestaande telastelegging door hetzelfde college opnieuw onderzocht.”
2.4
Blijkens hetgeen hiervoor is weergegeven is het onderzoek ter terechtzitting op 23 juli 2014 gesloten, terwijl eerst uitspraak is gedaan op 8 augustus 2014. Gelet daarop heeft het Hof in strijd met het bepaalde in art. 345, derde lid, Sv niet uiterlijk op de veertiende dag na de sluiting van het onderzoek uitspraak gedaan, terwijl het vervolgens in strijd met het bepaalde in art. 345, vierde lid, Sv heeft verzuimd de zaak op de bestaande tenlastelegging opnieuw te onderzoeken. Dat verzuim heeft nietigheid van het bestreden arrest tot gevolg.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2019.