ECLI:NL:HR:2019:1796

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
18/04120
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en voorhanden hebben van een alarmpistool in Spijkenisse

In deze zaak gaat het om een schietincident dat plaatsvond op 4 november 2016 in een woonwijk te Spijkenisse. De verdachte heeft meermalen met een vuurwapen geschoten op een parkeerplaats, waarbij hij zich in de nabijheid van andere personen bevond. Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd een of meerdere personen van het leven te beroven, wat resulteerde in een veroordeling voor poging doodslag. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij iemand zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg. De bewijsvoering steunt op getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder de aanwezigheid van hulzen en een kogel die zijn verschoten met het door de verdachte gebruikte wapen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk was en dat het middel faalde.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04120
Datum19 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 22 augustus 2018, nummer 22/000582-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing als de Hoge Raad gepast voorkomt.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt dat het onder 1 bewezenverklaarde opzet niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
“hij op 4 november 2016 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of meer (tot op heden onbekend gebleven) personen van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een of meer kogels op een of meer (tot op heden onbekend gebleven) personen heeft afgeschoten/afgevuurd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - op de volgende bewijsvoering:
“Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft in het kader van een andere strafzaak bekend dat hij een vuurwapen heeft gebruikt bij een schietincident op 26 februari 2017 aan de [a-straat] te [plaats].
Naar aanleiding van dit schietincident is het vuurwapen (pistool) in beslag genomen en gewaarmerkt met SIN AAKC5637NL. (...)
Op 4 november 2016 kreeg de politie omstreeks 21:54 uur een melding dat er zou zijn geschoten op een parkeerplaats aan de [b-straat], ter hoogte van nummer [1], in de wijk […] te [plaats]. Een vrouw die ten tijde van het incident in haar woning aan de [b-straat 1] aanwezig was verklaarde dat zij zag dat er drie mannen met allemaal een pistool in hun handen naar een man aan het schieten waren en dat de andere man, met ook een pistool in handen, terugschoot, richting de drie mannen. Twee mannen stonden tussen een camper (naar het hof telkens begrijpt: een caravan) en een rode auto op een lege parkeerplaats. Aan de andere kant van de camper stond ook een man. De vierde man (naar het hof begrijpt: de verdachte) stond een stukje verderop ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt.
Op de parkeerplaats waar het schietincident heeft plaatsgevonden zijn meerdere hulzen en een kogel gevonden. Op die parkeerplaats stond - haaks op de parkeervakken met de witte caravan, schuin tegenover de witte caravan - een grijze Renault Clio geparkeerd waarvan de ruit van het rechterportier kapot was. In de rugleuning van de bestuurdersstoel van dit voertuig bleek een inschotbeschadiging aanwezig te zijn. Bij het verwijderen van de stoelhoes werd een uitschotbeschadiging zichtbaar. Op de bodemplaat achter de bestuurdersstoel was een gedeformeerde kogel aanwezig. De kogel is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AADX3499NL. Schuin naast de beschadigde Renault Clio waren op de straat twee hulzen aanwezig. De hulzen zijn afzonderlijk veiliggesteld, verpakt en gewaarmerkt met SIN AADU5587NL en SIN AADU5595NL. Aan het einde van de doorgang werd een huls aangetroffen. De huls is veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AADX4427NL. In de nabijheid van de caravan zijn nog andere hulzen veilig gesteld.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 april 2017 is gebleken dat er aanwijzingen zijn dat de hierboven genoemde drie hulzen (AADU5587NL, -95NL en AADX4427NL) en de kogel (AADX3499NL) zijn verschoten met het vuurwapen (AAKC5637NL) dat de verdachte heeft gebruikt bij eerder genoemd schietincident op 26 februari 2017. De bevindingen uit het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer de hulzen zijn verschoten met dat vuurwapen, dan wanneer deze zijn verschoten met een ander vuurwapen met hetzelfde kaliber en dezelfde systeemkenmerken. Datzelfde geldt voor het vergelijkend kogelonderzoek.
[getuige] heeft als getuige verklaard dat er op 3 november 2016 - zijnde een dag voor de tenlastegelegde schietpartij - een Antilliaanse man bij haar woning aanbelde. Hij was boos en vroeg naar haar broertje. Deze persoon heeft toen de kolf en een stukje van de loop van een vuurwapen aan haar getoond. Ze kende deze persoon, als zijnde [verdachte] en/of [verdachte].
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat [verdachte] en [verdachte] bijnamen van hem zijn.
Rond het tijdstip van het schietincident aan de [b-straat] straalde de telefoon van de verdachte de zendmast aan op de [c-straat 1] te [plaats]. De plaats delict valt binnen het aanstralingsgebied van deze zendmast.
Oordeel hof
(...)
Het hof acht op grond van voormelde feiten en omstandigheden met de advocaat-generaal en de rechtbank (...) wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte minst genomen met voorwaardelijk opzet heeft gepoogd een of meerdere personen van het leven te beroven, waarbij de verdachte een vuurwapen met munitie heeft gebruikt. Door immers op een in een woonwijk gelegen, parkeerplaats meermalen met een vuurwapen gericht en op korte afstand, op één of meer personen te schieten heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg en heeft hij klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans aanvaard.”
2.3
Het Hof heeft vastgesteld dat:
- de verdachte op een in een woonwijk, bij een flatblok gelegen parkeerplaats meermalen met een vuurwapen heeft geschoten;
- in en nabij een Renault Clio een kogel en hulzen zijn aangetroffen die met het door de verdachte gebruikte wapen zijn verschoten;
- deze Renault Clio zich bevond haaks op de parkeervakken met de witte caravan en schuin tegenover de witte caravan;
- aan weerszijden van deze caravan zich drie mannen bevonden;
- de verdachte “een stukje verderop” stond ter hoogte van het tunneltje dat onder het flatblok loopt;
- een getuige heeft verklaard dat die mannen en de verdachte over en weer in elkaars richting schoten.
Op grond hiervan heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat de verdachte zich op korte afstand van de andere mannen bevond en zodanig was gepositioneerd dat hij met het schieten in de richting van de Renault Clio ook in de richting van de andere mannen heeft geschoten en dat aldus de aanmerkelijke kans bestond dat hij (een van) deze personen zou raken in vitale delen met dodelijk gevolg, terwijl de verdachte door op deze wijze op de parkeerplaats te schieten, klaarblijkelijk bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
2.4
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 november 2019.