ECLI:NL:HR:2019:1766

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
17/03544
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplichtigheid aan woninginbraak en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2017. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan het opzettelijk woninginbreken, waarbij hij medeplegers naar de woning van een medeverdachte had gelokt en hen wederrechtelijk van hun vrijheid had beroofd. De advocaat van de verdachte, N. Velthorst, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het viel op dat er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM met zich meebracht. Ondanks deze overschrijding, en de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden (waarvan zes maanden voorwaardelijk), besloot de Hoge Raad geen rechtsgevolg aan deze overschrijding te verbinden. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03544
Datum12 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 juni 2017, nummer 23/001038-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. Velthorst, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2019.