Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
12 november 2019.
Hoge Raad
Op 12 november 2019 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een aanvraag tot herziening van een eerder arrest. De aanvraag was gericht tegen het arrest van de Hoge Raad van 18 juni 2019, nummer 19/00591. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat F.J.M. Kobossen, had in een cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard gezien omdat hij niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend. De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld en vastgesteld dat het eerdere arrest niet kan worden herzien, omdat het geen uitspraak houdende veroordeling is in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kon de aanvraag niet worden ontvangen, conform artikel 465, eerste lid, Sv. De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard.