Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
12 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag en verkrachting, gepleegd in Tilburg. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft onder bedreiging met messen zijn vrouw in de slaapkamer van hun woning verkracht en vervolgens op haar ingestoken. De Hoge Raad heeft op 12 november 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard.