Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
12 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was betrokken bij een criminele organisatie die zich richtte op het op grote schaal telen van hennep, en werd ook beschuldigd van bedrijfsmatig telen van hennepplanten, diefstal van elektriciteit en gewoontewitwassen. De verdediging stelde dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. De Hoge Raad oordeelde dat deze termijn inderdaad was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren naar twee jaren en acht maanden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de redelijke termijn in cassatieprocedures.