ECLI:NL:HR:2019:1748

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
18/02504
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk voordeel trekken uit misdrijf verkregen goed door samen te wonen met vriendin en gebruik te maken van voorzieningen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van het opzettelijk trekken van voordeel uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed. Dit zou zijn gebeurd door samen te wonen met zijn vriendin en gebruik te maken van voorzieningen in de woning, die betaald werden uit haar bijstandsuitkering, zonder dit te melden aan de sociale dienst. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen en de conclusie van de Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, die had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen niet voldoende aanknopingspunten boden om te concluderen dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit de door misdrijf verkregen middelen. De gebezigde bewijsmiddelen gaven geen inzicht in de herkomst van de voorzieningen (gas, water, licht) en de eet- en drinkwaren, en er was geen bewijs dat de verdachte wist dat zijn vriendin haar inlichtingenverplichtingen niet was nagekomen. Hierdoor volgde een partiële vernietiging van de uitspraak en werd de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde en de strafoplegging, en verwierp het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02504
Datum12 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 23 mei 2018, nummer 21/005147-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 9 is het middel terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2019.