ECLI:NL:HR:2019:1738

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
19/01092
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest van de Hoge Raad in een economische zaak

Op 12 november 2019 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een aanvraag tot herziening van een eerder arrest. De aanvraag was gericht tegen een arrest van de Hoge Raad van 20 november 2018, nummer 18/02496. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat A.J.T.J. Meuwissen, had in het verleden een cassatieberoep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 19 juli 2017. In dat cassatieberoep was de aanvrager niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie had ingediend.

De aanvraag tot herziening werd beoordeeld door de Hoge Raad, die oordeelde dat de aanvraag niet kon leiden tot herziening. Dit was gebaseerd op het feit dat het eerdere arrest van de Hoge Raad niet kon worden aangemerkt als een uitspraak houdende veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kon de aanvraag, gelet op artikel 465, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft derhalve de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen van cassatie en de strikte voorwaarden waaronder herziening van eerdere uitspraken mogelijk is.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01092 H
Datum12 november 2019
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden van 20 november 2018, nummer 18/02496, ingediend door A.J.T.J. Meuwissen, advocaat te Maasbracht,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Hoge Raad heeft de aanvrager in het cassatieberoep - ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, Economische Kamer, van 19 juli 2017 - niet‑ontvankelijk verklaard omdat hij niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag zal niet tot herziening kunnen leiden, omdat het arrest van de Hoge Raad niet is een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom - gelet op art. 465, eerste lid, Sv - niet worden ontvangen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2019.