Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
5.Beslissing
12 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een 16-jarige verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met een 13-jarig meisje in Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken door de rechtbank, maar het hof heeft hem veroordeeld. De Hoge Raad moest beoordelen of de verwerping van het cassatieberoep door het hof in strijd was met het recht, met name met artikel 14.5 van het IVBPR, dat recht geeft op een 'full review'. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet voldeden aan de wettelijke vereisten. De Hoge Raad benadrukte dat bij cassatie alleen de uitspraak van het hof ter beoordeling ligt en dat de Hoge Raad zich kan beperken tot de gronden van zijn beslissing. De Hoge Raad heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde werkstraf van 180 uren naar 171 uren, en de vervangende jeugddetentie van 60 dagen naar 57 dagen. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen.