Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats], België,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
8 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 april 2018. Eiser was vertegenwoordigd door de advocaten mr. A.C. van Schaick en mr. N.E. Groeneveld-Tijssens. De verweerster, N.V. [verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats], België, werd bijgestaan door advocaat mr. D.M. de Knijff. De Hoge Raad heeft in deze zaak de vraag behandeld of de borgtocht die door de directeur-grootaandeelhouder (DGA) van de opdrachtgevende BV was verstrekt, rechtsgeldig was in het kader van een bouwproject. De borgtocht was aangegaan in de normale uitoefening van het bedrijf van de BV, zoals bedoeld in artikel 1:88 lid 5 BW. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaten van eiser hebben schriftelijk op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerster begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.