ECLI:NL:HR:2019:1729

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
18/02498
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over borgtocht door DGA voor schuld opdrachtgevende BV in het kader van een bouwproject

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 april 2018. Eiser was vertegenwoordigd door de advocaten mr. A.C. van Schaick en mr. N.E. Groeneveld-Tijssens. De verweerster, N.V. [verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats], België, werd bijgestaan door advocaat mr. D.M. de Knijff. De Hoge Raad heeft in deze zaak de vraag behandeld of de borgtocht die door de directeur-grootaandeelhouder (DGA) van de opdrachtgevende BV was verstrekt, rechtsgeldig was in het kader van een bouwproject. De borgtocht was aangegaan in de normale uitoefening van het bedrijf van de BV, zoals bedoeld in artikel 1:88 lid 5 BW. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaten van eiser hebben schriftelijk op deze conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerster begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/02498
Datum8 november 2019
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaten: mr. A.C. van Schaick en mr. N.E. Groeneveld-Tijssens,
tegen
N.V. [verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/01/318213/KG ZA 17-127 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 29 maart 2017;
b. de arresten in de zaak 200.214.955/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 november 2017 en 17 april 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 17 april 2018 beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van [eiser] hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, C.E. du Perron, M.J. Kroeze en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
8 november 2019.