ECLI:NL:HR:2019:1724
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en het tarief voor alcoholhoudende dranken in restaurants
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toepassing van het omzetbelastingtarief voor alcoholhoudende dranken die in restaurants worden verstrekt. De zaak betreft een beroep in cassatie van Fiscale Eenheid [X1] B.V. en [X2] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 december 2017. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de heffing van omzetbelasting over een bedrag dat was voldaan voor het tijdvak oktober 2014, waarbij het Hof oordeelde dat de verstrekking van alcoholhoudende dranken niet onder het verlaagde tarief valt, ook niet wanneer deze gelijktijdig met voedingsmiddelen worden verstrekt.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof, waarbij werd gesteld dat de wetgeving omtrent de omzetbelasting in Nederland in overeenstemming is met de Europese BTW-richtlijn. De belanghebbende betoogde dat de verstrekking van voedingsmiddelen en alcoholhoudende dranken als één dienst moet worden beschouwd, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het verstrekken van alcoholhoudende dranken onder het algemene tarief valt. De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever op correcte wijze gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om alcoholhoudende dranken uit te zonderen van het verlaagde tarief, en dat de argumenten van de belanghebbende niet opgingen.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van de omzetbelastingwetgeving in relatie tot de Europese richtlijnen, en bevestigt de mogelijkheid voor lidstaten om selectief verlaagde tarieven toe te passen.