Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
5 november 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 24 augustus 2018 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984. De verdachte was aangeklaagd voor diefstal in vereniging, medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad, en poging tot diefstal in vereniging, waarbij hij het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht met behulp van een valse sleutel. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 5 november 2019 verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.