ECLI:NL:HR:2019:1695

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
18/00224
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking inzake beslag ex art. 94 Sv voor Belgische justitiële autoriteiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 2 januari 2018. De betrokkenen, [klager 2] en [klager 3], hebben een klaagschrift ingediend met betrekking tot beslag op goederen en data van gegevensdragers, ten behoeve van verstrekking aan Belgische justitiële autoriteiten. De beroepen zijn ingesteld door de betrokkenen, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klagers niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de betrokkenen niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie hebben ingediend, waardoor niet is voldaan aan het voorschrift van artikel 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kunnen de betrokkenen niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft derhalve de betrokkenen niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00224 B
Datum5 november 2019
BESCHIKKING
op de beroepen in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 2 januari 2018, nummers RK 17/2138 en RK 17/2139, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klager 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 197,
en
[klager 3],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de betrokkenen.

1.Geding in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de betrokkenen. Middelen van cassatie zijn namens dezen niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de klagers niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van de beroepen

Nu de betrokkenen niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie hebben doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkenen in het beroep niet kunnen worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkenen niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 november 2019.