Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
29 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 13 december 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1993, is aangeklaagd voor diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd op een bedrijf in Zoetermeer. De Hoge Raad heeft op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 18/00063. De verdediging heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat is ingediend door de advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen. Daarnaast heeft de benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat R.I. Takens, ook een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee het arrest van het Gerechtshof in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, en is openbaar uitgesproken.