ECLI:NL:HR:2019:1587

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
18/02774
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid generatorverbod en walstroomplicht in de Rotterdamse haven

In deze zaak gaat het om de geldigheid van het generatorverbod en de walstroomplicht in de Rotterdamse haven, zoals vastgelegd in artikel 4.6.1 van de Havenbeheersverordening Rotterdam 2010. De verdachte, een schipper van een binnenschip, heeft in cassatie aangevoerd dat hij in een noodtoestand verkeerde en daardoor het generatorverbod heeft geschonden. Hij stelde dat het gebruik van walstroom het leggen van kabels vereiste, wat zou leiden tot onveilige situaties zowel aan wal als op het schip. Het hof oordeelde echter dat de verdachte de mogelijkheid had om uit te wijken naar een ligplaats waar geen generatorverbod gold, en verwierp zijn beroep op overmacht.

Daarnaast heeft de verdachte betoogd dat artikel 4.6.1 van de Havenbeheersverordening Rotterdam 2010 onverbindend is wegens onverenigbaarheid met veiligheidsvoorschriften. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 oktober 2019 geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02774
Datum15 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 mei 2018, nummer 22/002105-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J. van Dam, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 oktober 2019.