Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
15 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 7 mei 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1995, is beschuldigd van poging tot zware mishandeling, omdat hij met kracht een koekenpan met hete olie tegen de rug van het slachtoffer heeft gegooid. De verdediging heeft middelen van cassatie ingediend, vertegenwoordigd door advocaat B.A. Fijma uit Zwijndrecht. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2019 het beroep verworpen.