Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
15 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 23 februari 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1971, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat van de verdachte, F.E.J. Janzing, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 15 oktober 2019 geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.