Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
11 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 11 oktober 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978. De verdachte was aangeklaagd voor het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en hasj, wat in strijd is met artikel 3 van de Opiumwet. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat I. Appel uit Amsterdam-Duivendrecht. In de schriftelijke middelen van cassatie die zijn ingediend, werden verschillende klachten naar voren gebracht, waaronder een bewijsklacht en een verweer strekkende tot bewijsuitsluiting. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening was dat de cassatiemiddelen niet tot een andere uitkomst konden leiden.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), er geen nadere motivering nodig was, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam heeft bevestigd en het beroep van de verdachte heeft verworpen. Het arrest is uitgesproken op 11 oktober 2019 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.