ECLI:NL:HR:2019:1557

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
17/05422
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over poging moord, voorhanden hebben gaspistool en bedreiging met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte is veroordeeld voor poging moord, het voorhanden hebben van een gaspistool en bedreiging. De Hoge Raad heeft op 8 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de verdachte, geboren in 1984, in voorlopige hechtenis zat. De advocaat van de verdachte, N. van Schaik, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Procureur-Generaal, J. Silvis, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot strafvermindering.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld. Het eerste middel, dat betrekking had op de bewijsklacht van poging moord, werd verworpen zonder nadere motivering. Het tweede middel, dat stelde dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM was overschreden, werd gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden en dat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.

Als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn heeft de Hoge Raad de opgelegde gevangenisstraf van acht jaren verminderd tot zeven jaren en zes maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/05422
Datum8 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 oktober 2017, nummer 20/000696-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, en tot strafvermindering in de mate die de Hoge Raad goeddunkt, met verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze zeven jaren en zes maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2019.