ECLI:NL:HR:2019:1528

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
18/03005
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ongerechtvaardigde verrijking en rechtskeuze in faillissementsrecht

In deze zaak heeft J.J. Schelling, in zijn hoedanigheid als curator in het faillissement van [A] B.V., cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 april 2018. De curator, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bruning, heeft de Hoge Raad verzocht om het arrest te vernietigen. De verweerder in cassatie, Rabobank c.s., heeft een verweerschrift ingediend, waarbij zij werden bijgestaan door hun advocaat mr. F.E. Vermeulen en mr. P.E. Ernste. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De zaak betreft onder andere de toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en de juridische vraagstukken rondom ongerechtvaardigde verrijking, verpande vorderingen uit een verzekeringsovereenkomst, en de rechtskeuze voor Engels recht. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van de curator niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de curator verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Rabobank c.s. zijn begroot op € 6.632,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 4 oktober 2019 door de vicepresident E.J. Numann en de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/03005
Datum4 oktober 2019
ARREST
In de zaak van
J.J. SCHELLING, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.
wonende te Rotterdam,
EISER tot cassatie,
hierna: de curator,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
tegen
1. COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
2. CARINS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. NOORD-NEDERLANDSE ASSURANTIEMAKELAARS B.V.,
gevestigd te Groningen,
4. SCHEEPVAARTMAATSCHAPPIJ FOKKO B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna gezamenlijk: Rabobank c.s.,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/10/481075/HA ZA 15-784 van de rechtbank Rotterdam van 6 april 2016;
b. het arrest in de zaak 200.194.625/01 van het gerechtshof Den Haag van 10 april 2018.
De curator heeft tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 10 april 2018 beroep in cassatie ingesteld. Rabobank c.s. hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Rabobank c.s. toegelicht door hun advocaat en mede door mr. P.E. Ernste.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de curator heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank c.s. begroot op € 6.632,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
4 oktober 2019.