ECLI:NL:HR:2019:1520

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2019
Publicatiedatum
3 oktober 2019
Zaaknummer
19/00152
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof inzake invorderingsrente door Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018, met nummer 17/00396. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/2945) die betrekking had op een beschikking inzake invorderingsrente ten aanzien van de belanghebbende, aangeduid als [X] te [Z]. De Hoge Raad heeft op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 19/00152.

De Hoge Raad heeft het middel dat door de Staatssecretaris is voorgesteld, beoordeeld en geconcludeerd dat het middel faalt. De gronden waarop deze conclusie is gebaseerd, zijn uiteengezet in rechtsoverweging 2.4.2 van een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2019:1439), waarvan een geanonimiseerd afschrift aan het huidige arrest is gehecht. Dit geeft aan dat de Hoge Raad de argumenten van de Staatssecretaris niet overtuigend genoeg vond om de eerdere uitspraak van het Gerechtshof te herzien.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van de procedure. De beslissing van de Hoge Raad was om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Tevens is er een griffierecht van € 519 opgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00152
Datum11 oktober 2019
ARREST
In de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018, nr. 17/00396, op het hoger beroep van de Ontvanger tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/2945) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking inzake invorderingsrente.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

2.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op de gronden die zijn vermeld in rechtsoverweging 2.4.2 van het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer ECLI:NL:HR:2019:1439, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2019.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 519.