Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
1 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 oktober 2017. De verdachte, geboren in 1985, was in hoger beroep veroordeeld voor mensensmokkel, zoals vastgelegd in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze veroordeling, waarbij hij zich heeft beroepen op verschillende middelen van cassatie. De advocaat van de verdachte, Th.J. Kelder, heeft schriftelijk middelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.