ECLI:NL:HR:2019:1475

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
16/00356
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van beslag op goederen in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2015. Het beroep in cassatie is ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een beschikking die betrekking had op een klaagschrift ingevolge artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klaagster, geboren in 1971, had bezwaar gemaakt tegen het beslag dat was gelegd op goederen die mogelijk gebruikt konden worden voor het opzetten van een hennepkwekerij. De centrale vraag was of de rechtbank het juiste toetsingskader had aangelegd, aangezien de goederen niet onder de klaagster als (onder)huurder van het pand waren genomen, maar onder de hoofdhuurder van verschillende bedrijfspanden. Daarnaast werd de vraag gesteld of de rechtbank te ver was vooruitgelopen op een later oordeel van de strafrechter door te concluderen dat het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet tot cassatie kon leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtsvordering, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer16/00356
Datum1 oktober 2019
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 22 december 2015, nummer RK 15/1849, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de klaagster.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Het heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 oktober 2019.