ECLI:NL:HR:2019:1473

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
18/00508
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep bij weigering appeldagvaarding

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de verdachte, die in hoger beroep is gegaan tegen een vonnis van de Politierechter. De verdachte heeft op 13 februari 2006 hoger beroep ingesteld via zijn advocaat R. Heemskerk, die verklaarde daartoe gevolmachtigd te zijn. Echter, de dagvaarding voor de terechtzitting van het Hof op 31 juli 2006 is niet uitgereikt omdat de advocaat weigerde deze in ontvangst te nemen. De Hoge Raad oordeelt dat, ondanks deze weigering, de dagvaarding geacht wordt op 13 februari 2006 in persoon aan de verdachte te zijn uitgereikt. Dit is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, die bepalen dat indien een gemachtigde weigert de oproeping in ontvangst te nemen, deze toch geacht wordt te zijn betekend. De verdachte had uiterlijk binnen 14 dagen na de einduitspraak van het Hof cassatie moeten instellen, maar deed dit pas op 25 januari 2018, wat na de geldende termijn was. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad benadrukt dat de overwegingen met betrekking tot de oude artikelen van het Wetboek van Strafvordering ook van toepassing zijn op de huidige artikelen. De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00508
Datum1 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 31 juli 2006, nummer 22/000995-06, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie is het volgende van belang. De akte hoger beroep houdt in dat op 13 februari 2006 R. Heemskerk, advocaat te ’s Gravenhage, die heeft verklaard daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door de verdachte, hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de Politierechter van 30 januari 2006. De akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om op de terechtzitting van het Hof van 31 juli 2006 te verschijnen, houdt in als aantekening van een medewerker van de centrale balie van het ressortsparket te ’s Gravenhage dat op 13 februari 2006 de dagvaarding niet is uitgereikt “omdat degene die voor mij verscheen de brief niet in ontvangst wilde nemen”. De akte houdt voorts in: “mr. R. Heemskerk heeft niet getekend voor ontvangst omdat hij alleen gemachtigd is voor het instellen van HB en niet voor ontvangen dagvaarding”. Het Hof heeft op 31 juli 2006 uitspraak gedaan. Blijkens de daarvan opgemaakte akte is op 25 januari 2018 beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof.
2.2
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- art. 408a Sv:
“Indien het hoger beroep is ingesteld door de verdachte in persoon of door een gemachtigde ingevolge artikel 450, eerste en tweede lid, kan aanstonds een oproeping van de verdachte worden betekend om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen, ten einde terecht te staan ter zake van een of meer van de feiten hem in eerste aanleg telastegelegd.”
- art. 432, eerste lid aanhef en onder a, (oud) Sv:
“1. Het beroep in cassatie moet binnen veertien dagen na de einduitspraak worden ingesteld indien:
a. de dagvaarding om op de terechtzitting te verschijnen (...) aan de verdachte in persoon is gedaan of betekend.”
- art. 450 (oud) Sv:
“1. Het aanwenden van de rechtsmiddelen (...) kan ook geschieden door:
a. een advocaat, indien deze verklaart daartoe door degene die het middel aanwendt, bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd;
b. (...)
2. Indien de overeenkomstig het eerste lid gemachtigde hoger beroep tegen de einduitspraak instelt, brengt de machtiging tevens mede dat deze de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep in ontvangst neemt. Het bepaalde in de tweede volzin van artikel 588, derde lid, onder b, is van overeenkomstige toepassing. Een afschrift van de dagvaarding wordt als gewone brief over de post aan het door de gemachtigde opgegeven adres van de verdachte toegezonden.
3. Indien de in het eerste lid bedoelde gemachtigde weigert de oproeping in ontvangst te nemen, wordt deze niettemin geacht op het tijdstip van aanbieding te zijn uitgereikt. Van de weigering wordt aantekening gemaakt in de akte van uitreiking.”
- art. 588, derde lid onder b, tweede volzin, Sv:
“Uitreiking aan een door de geadresseerde schriftelijke gemachtigde geldt als betekening in persoon.”
2.3
Niettegenstaande de omstandigheid dat de advocaat die als gemachtigde het hoger beroep heeft ingesteld heeft geweigerd de dagvaarding om op de terechtzitting van het Hof te verschijnen in ontvangst te nemen, wordt deze dagvaarding ingevolge art. 450, tweede en derde lid, (oud) in onderlinge samenhang met art. 588, derde lid, Sv, geacht op 13 februari 2006 in persoon aan de verdachte te zijn uitgereikt. Ingevolge art. 432, eerste lid aanhef en onder a, (oud) Sv had de verdachte uiterlijk binnen veertien dagen na de einduitspraak van het Hof van 31 juli 2006 cassatie moeten instellen. Nu het beroep in cassatie eerst op 25 januari 2018 is ingesteld en derhalve na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn, kan de verdachte in het beroep niet worden ontvangen.
2.4.
Opmerking verdient dat hetgeen onder 2.3 is overwogen met betrekking tot art. 450, tweede en derde lid, (oud) in onderlinge samenhang met art. 588, derde lid, Sv ook geldt ten aanzien van het huidige art. 450, tweede, vijfde en zesde lid, Sv in onderlinge samenhang met art. 588, derde lid, Sv.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier \E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 oktober 2019.