ECLI:NL:HR:2019:1470

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
18/00202
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over oproeping verdachte zonder bekende woon- of verblijfplaats in witwas- en valsheid in geschriftzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor witwassen en valsheid in geschrift. De verdachte had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, waardoor de oproeping voor een nadere terechtzitting in hoger beroep aan de griffier was uitgereikt. De Hoge Raad diende te beoordelen of het adres dat in het vonnis van de rechtbank was vermeld, kon worden aangemerkt als de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte, zoals bedoeld in artikel 588.1.b.2 van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad oordeelde dat de onbekendheid van de feitelijke woon- of verblijfplaats niet kon worden aangenomen, indien niet was getracht de oproeping uit te reiken op een voor de hand liggend adres dat als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte kon gelden. Het Hof had in zijn uitspraak geen aandacht besteed aan de vraag of het opgegeven adres als zodanig kon worden aangemerkt, ondanks dat er bewijs was in de vorm van een e-mailbericht van de vrouw van de verdachte aan zijn raadsman waarin dit adres werd vermeld. De Hoge Raad concludeerde dat zonder nadere motivering onbegrijpelijk was dat niet was getracht de oproeping aan dat adres uit te reiken.

Hierdoor vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige oproeping in strafzaken, vooral wanneer de verdachte niet aanwezig is en er twijfels zijn over de woon- of verblijfplaats.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/00202
Datum1 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 29 november 2017, nummer 21/006715-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet verschenen verdachte.
2.2
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 13 is het middel terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 oktober 2019.