ECLI:NL:HR:2019:146

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
18/01723
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontvankelijkheid van een enqueteverzoek in het ondernemingsrecht met betrekking tot economisch belang en aandeelhoudersbelang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 februari 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een beschikking van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een enqueteverzoek, waarbij de vraag centraal staat of het economisch belang van een aandeelhouder gelijkgesteld kan worden aan het belang van de aandeelhouder zelf, zoals bedoeld in artikel 2:346 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst in zijn overwegingen naar eerdere uitspraken, waaronder de arresten van 29 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY7833) en 11 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:905), die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk, heeft cassatie ingesteld tegen de beschikking van de ondernemingskamer. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet leiden tot cassatie, omdat zij geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de beschikking van de ondernemingskamer in stand blijft.

De Hoge Raad heeft de verzoeker bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 862,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan de zijde van de verweerders. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak, en de uitspraak is gedaan door de vicepresident en de overige raadsheren.

Uitspraak

1 februari 2019
Eerste Kamer
18/01723
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk,
t e g e n
1. EUROPA LEASING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. [verweerster 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. GROND-, WEG- EN WATERBOUW
VAN DER MADE B.V.,
gevestigd te Zevenbergen,
gemeente Moerdijk,
4. [verweerster 4] ,
gevestigd te [vestigingsplaats]
,
5. TEDAB B.V.,
gevestigd te Nederweert,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaten: mr. J.P. Heering en
mr. J.W. de Jong,
6. VAN DER MADE INFRA B.V.,
gevestigd te Tiel,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
BELANGHEBBENDEN ZIJN:
1. naamloze vennootschap naar het recht
van België
BAJA N.V.,
gevestigd te Kapellen, België,
2. [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. de rechtspersoon naar het recht van
Luxemburg
PROMA S.A.,
gevestigd te Bertrange, Luxemburg,
4. de stichting naar het recht van
Curaçao
CHISINAU PRIVATE FOUNDATION,
gevestigd te Curaçao,
5. PACHANGA B.V.,
gevestigd te Heeswijk Dinther,
gemeente Bernheze,
6. [belanghebbende 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
7. de rechtspersoon naar het recht van
Luxemburg
ESCA S.A. SPF,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
BELANGHEBBENDEN in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] , respectievelijk Europa Leasing c.s., Infra en de belanghebbenden.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 200.224.745/01 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 1 februari 2018.
De beschikking van de ondernemingskamer is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de ondernemingskamer heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Europa Leasing c.s. hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Europa Leasing c.s. begroot op € 862,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, en aan de zijde van Infra en de belanghebbenden op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
1 februari 2019.