ECLI:NL:HR:2019:1447

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
18/01947
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid accountant en inbrengverklaring bij fusie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van Van Boekel c.s. tegen een arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. De Hoge Raad behandelt de beroepsaansprakelijkheid van accountants in het kader van een voorgenomen fusie. De zaak betreft de opdracht tot het afgeven van een inbrengverklaring op basis van artikel 2:204a (oud) BW. Van Boekel c.s. hebben in hun cassatieberoep klachten aangevoerd die volgens de Hoge Raad niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor faalt het principale beroep en komt het voorwaardelijk incidentele beroep van De Salaire niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt Van Boekel c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/01947
Datum27 september 2019
ARREST
In de zaak van
1. VAN BOEKEL ACCOUNTANTS EN ADVISEURS,
gevestigd te Tilburg,
2. [de Accountant] ,
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: Van Boekel c.s.,
advocaten: mr. D.A. van der Kooij en mr. A. Stortelder,
tegen
DE SALAIRE BEHEER B.V.,
gevestigd te Venlo,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: De Salaire,
advocaten: mr. A.C. van Schaick en mr. N.E. Groeneveld-Tijssens.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/02/278287/HA ZA 14-185 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 april 2014 en 5 augustus 2015;
b. het arrest in de zaak 200.188.991/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 februari 2018.
Van Boekel c.s. hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De Salaire heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaten van Van Boekel c.s. hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt Van Boekel c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Salaire begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Van Boekel c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
27 september 2019.