ECLI:NL:HR:2019:1413

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
23 september 2019
Zaaknummer
17/02915
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en aanwezigheidsrecht in cassatie: adresopgave en oproeping verdachte

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij de verdachte in hoger beroep verstek is verleend. De verdachte had bij de politie een logeeradres opgegeven, maar tijdens zijn eerste verhoor verklaarde hij dat hij in een pension van zijn neef verbleef, met een alternatieve verblijfplaats bij die neef thuis. De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd, was of het adres van de neef, waar de verdachte tijdelijk verbleef, als een geldig adres kon worden aangemerkt voor de oproeping in het kader van de strafprocedure. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof terecht had geoordeeld dat het adres van de neef niet als een opgave van een adres in de zin van artikel 588a, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering kon worden aangemerkt. Dit oordeel getuigde niet van een onjuiste rechtsopvatting en was niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij de Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest. De uitspraak benadrukt het belang van correcte adresopgave in het strafproces en de gevolgen van het niet tijdig ontvangen van oproepingen voor de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/02915
Datum24 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 december 2015, nummer 20/002011-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.W. Noorduyn, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzing of terugwijzing als de Hoge Raad gepast voorkomt.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet verschenen verdachte en voert daartoe aan dat niet blijkt dat een afschrift van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep van 8 december 2015 is verzonden naar het door de verdachte bij de politie opgegeven adres [b-straat 1] te Eindhoven.
2.2
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. In de conclusie van de Advocaat-Generaal is onder 2.2 de inhoud van een aantal van de aan de Hoge Raad gezonden stukken weergegeven. Uit die stukken kan worden afgeleid dat de verdachte bij zijn eerste verhoor in deze zaak heeft verklaard te wonen in een pension van zijn neef op het adres [a-straat 1] te Eindhoven, maar dat hij, als in het pension geen plaats is, bij die neef thuis verblijft op het adres [b-straat 1] te Eindhoven.
2.3
In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat het adres [b-straat 1] te Eindhoven niet behoefde te worden aangemerkt als een opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef en onder a, Sv waaraan een afschrift van de dagvaarding of oproeping van de verdachte om op de (nadere) terechtzitting te verschijnen kon worden gezonden. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.4
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2019.