ECLI:NL:HR:2019:1379
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting
In deze zaak heeft belanghebbende, een persoon gevestigd in Curaçao, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire. De uitspraak waartegen cassatie is ingesteld betreft een hoger beroep van de inspecteur der belastingen van Curaçao tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Deze eerdere uitspraak had betrekking op naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende waren opgelegd over de jaren 2009 tot en met 2013 en over het tijdvak september 2014, alsook op de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen aanleiding geven tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist door artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet verder in behandeling neemt.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2019 door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, samen met de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.