ECLI:NL:HR:2019:1376

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
18/03039
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake vennootschapsbelasting en dubbele belasting

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 7 juni 2018 was gewezen. De uitspraak betrof het hoger beroep van zowel de belanghebbende als de Inspecteur tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland, die betrekking hadden op de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting voor de jaren 2008 en 2009. Daarnaast ging het om een herziene beschikking voor het jaar 2007, zoals bedoeld in artikel 42 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.

De Hoge Raad heeft de middelen die door de belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2019, door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, samen met de raadsheren L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 18/03039
20 september 2019
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 7 juni 2018, nrs. 17/00422, 17/00423 en 17/00430, op het hoger beroep van zowel belanghebbende als de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/3438), en op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/3439) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2008 en 2009 opgelegde aanslagen in de vennootschapsbelasting, en een ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2007 gegeven herziene beschikking als bedoeld in artikel 42 van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2019.