ECLI:NL:HR:2019:1372
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over dwangsom wegens niet tijdig uitspraak op bezwaar
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 14 februari 2019, nummer 18/00540. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nummer AMS 17/1315) waarin het verzoek van belanghebbende om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar werd behandeld. De Hoge Raad heeft op 20 september 2019 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 19/00983.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank in stand laat.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard, wat betekent dat de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam blijft staan. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, en waarnemend griffier F. Treuren.