ECLI:NL:HR:2019:1367

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
18 september 2019
Zaaknummer
19/00170
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake belastingaanslagen en boetebeschikkingen

In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 30 november 2018. Deze uitspraak betrof de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2011 tot en met 2013, evenals de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Den Haag, die ook betrekking hadden op de genoemde aanslagen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen en beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, op 20 september 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/00170
Datum20 september 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 30 november 2018, nrs. BK-18/00315 tot en met BK-18/00317 en BK-18/00321 tot en met BK-18/00323, op het hoger beroep van belanghebbende en het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 15/9007, SGR 16/7717 en SGR 17/7719) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2011 tot en met 2013 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor die jaren opgelegde aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2019.