ECLI:NL:HR:2019:1349

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 september 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
18/01513
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over openlijke geweldpleging met letsel na stapavond in Gorinchem

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging met letsel tot gevolg. De Hoge Raad heeft op 17 september 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die volgde op een eerdere veroordeling door de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1992, was betrokken bij een geweldsincident na een stapavond in Gorinchem, waarbij hij samen met anderen een slachtoffer heeft mishandeld. De Politierechter had de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, waarbij de motivering van de strafoplegging in het geding was.

De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof in strijd met artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering had verzuimd om de redenen op te geven die specifiek hebben geleid tot de keuze voor de vrijheidsbenemende straf. Dit verzuim leidde tot nietigheid van de strafmotivering, zoals ook eerder is geoordeeld in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR:2016:2202). De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen door de lagere rechters, en bevestigt dat een gebrek aan motivering kan leiden tot vernietiging van de uitspraak. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld door het Gerechtshof, waarbij de strafoplegging opnieuw moet worden gemotiveerd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/01513
Datum17 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 februari 2018, nummer 22/003781-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel behelst de klacht dat het Hof in strijd met art. 359, zesde lid, Sv heeft verzuimd in het arrest in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
2.2
Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2017 ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij vernietigd en voor het overige bevestigd, onder aanvulling van gronden. De Politierechter heeft de verdachte ter zake van “openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft” veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken. De Politierechter heeft de oplegging van die straf als volgt gemotiveerd:
“Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechter heeft hierbij in het bijzonder het volgende overwogen.
Na een stapavond in Flashback te Gorinchem is de verdachte met een groep personen een groep achterna gegaan. Toen deze groep zich achter een deur veilig waande, heeft hij met zijn groep het slachtoffer, dat zich bij de achternagezeten groep wilde voegen, geslagen en geschopt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld, lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen dragen. Daarnaast draagt openlijk geweld bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechter heeft in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij blijkens een op zijn naam staand uittreksel justitieel documentatie 24 juli 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Alles overziend is de politierechter van oordeel dat genoemde straf passend en geboden is.”
2.3
In zijn arrest heeft het Hof het volgende overwogen:
“De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof in de strafmotivering de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
Het hof heeft bij de hoogte van de straf mede gelet op de bijzondere kenmerken en de ernst van het toegepaste geweld. Het slachtoffer is (onder meer), terwijl hij op de grond lag, tegen zijn hoofd getrapt. Bovendien was het slachtoffer alleen op het moment dat hij werd mishandeld door de groep waarvan de verdachte deel uitmaakte.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve - behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.”
2.4
Deze overwegingen bevatten, in strijd met het zesde lid van art. 359 Sv, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat verzuim leidt krachtens art. 359, achtste lid, Sv tot nietigheid (vgl. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2202).
2.5
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 september 2019.