ECLI:NL:HR:2019:134

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
30 januari 2019
Zaaknummer
17/04698
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie. De verdachte, geboren in 1983, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 september 2017. Het nummer van de strafzaak is 20/001591-16. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. De uitspraak is gedaan op 29 januari 2019 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

29 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/04698
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 september 2017, nummer 20/001591-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 januari 2019.