ECLI:NL:HR:2019:1310

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
17/05264
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake smaadschrift, diefstal, bedreiging en mishandeling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor smaadschrift, diefstal door inklimming, bedreiging en mishandeling van zijn levensgezel. De Hoge Raad behandelt het beroep en oordeelt dat het Hof niet heeft voldaan aan de motiveringsverplichting met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en vernietigt het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid. De zaak wordt zelf afgedaan door de Hoge Raad, die de opgelegde taakstraf vermindert vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak voor wat betreft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en de taakstraf, maar verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak is gedaan op 10 september 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/05264
Datum10 september 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 juni 2017, nummer 20/001897-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft het bevel dat de in de uitspraak gestelde voorwaarden en het uitoefenen van het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1
Het middel klaagt erover dat het Hof toepassing heeft gegeven aan art. 14e, eerste lid, Sr en heeft bevolen dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
3.2.1
Het Hof heeft de verdachte ter zake van 2. "smaadschrift", 3. “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming”, 4. “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting en bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van goederen ontstaat” en 5. “mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel” veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden als in het arrest omschreven. Het dictum van het bestreden arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de in deze strafzaak genoemde en aan verdachte bekende, bij een algeheel contactverbod belanghebbende personen [benadeelde] en haar dochter [betrokkene 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde personen;
- zich na het onherroepelijk worden van het arrest van het hof binnen twee dagen meldt bij Reclassering Nederland via het telefoonnummer 073-6408080 . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich ambulant te laten behandelen voor zijn persoonlijkheidsstoornis bij een (forensisch) psychiatrische polikliniek, de GGzE of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven,
waarbij aan de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn."
3.2.2
Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"De verdachte heeft zijn ex-partner [benadeelde] mishandeld en bedreigd, hij heeft uit haar woning een computer weggenomen en hij heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift, waardoor de eer en goede naam van [benadeelde] werden aangetast.
Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] , zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor haar.
Deze handelwijze van verdachte is voor [benadeelde] een zenuwslopende ervaring geweest, die zij niet snel zal vergeten. Uit de verklaring die [benadeelde] ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd, blijkt dat zij in haar dagelijks leven nog steeds de nadelige gevolgen ondervindt van het handelen van verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is het hof gebleken dat de verdachte de schuld voor het overgrote deel buiten zichzelf legt en dat hij nauwelijks zelf de verantwoording neemt voor zijn daden.
Verder blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het hof betrekt een en ander ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof niet alle feiten bewezen. Het hof zal daarom een lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van 91 dagen.
Het hof zal 90 dagen van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
(...)
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten."
3.3
Art. 14e, eerste lid, Sr luidt:
"De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen."
3.4
Een rechterlijke uitspraak mag in de regel pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in art. 14e Sr voorziene uitzondering op deze regel met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van art. 14c Sr gestelde bijzondere voorwaarden dan wel het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht kan voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben. Mede gelet daarop zal de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ervan blijk dienen te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in art. 14e Sr gestelde voorwaarden is voldaan. (Vgl. HR 10 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:537.)
3.5
Het bestreden arrest voldoet niet aan deze motiveringsverplichting nu uit hetgeen hiervoor onder 3.2 is weergegeven niet zonder meer volgt dat en waarom er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
3.6
Het middel is terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen en voormeld bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid vernietigen.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de - tevens - aan de verdachte opgelegde taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het bevel dat de in de bestreden uitspraak vermelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn en het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 171 uren, subsidiair 85 dagen hechtenis, belopen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 september 2019.