In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2019 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat A.D. Kloosterman, had verzocht om herziening van een veroordeling voor belaging, mishandeling, poging tot zware mishandeling en bedreiging. De aanvrager stelde dat hij ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in een penitentiaire inrichting verbleef, waardoor hij deze feiten niet kon hebben gepleegd. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat de voorlopige hechtenis van de aanvrager in de relevante periode was geschorst, en dat hij dus niet in een penitentiaire inrichting verbleef. De aanvraag tot herziening is afgewezen, omdat de Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om tot herziening over te gaan. De uitspraak van het Hof, die de aanvrager had veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en ter beschikkingstelling met verpleging, blijft daarmee in stand.