2.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
- i) Sauna Peize exploiteert een saunabedrijf te Peize.
- ii) Sauna Peize heeft, met Rabobank als assurantietussenpersoon, in 2001 bij Interpolis een verzekering afgesloten tegen (onder andere) het risico van brandschade aan haar bedrijfsgebouwen en bedrijfsmiddelen, en tegen het risico van bedrijfsstagnatie bij brand. De verzekering is laatstelijk verlengd in oktober 2004. Zij bevatte voor het hierna onder (v) bedoelde bedrijfsgebouw een verzekerde som van € 3.500.000,-- en voor bedrijfsschade (over een periode van 104 weken) een verzekerde som van € 2.459.488,--. De verzekering ter zake van bedrijfsschade kende voorts een zogenoemde accresclausule van 30%, op grond waarvan het verzekerd belang tot maximaal 30% boven de verzekerde som vergoed wordt.
(iii) Op 1 juni 2005 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [betrokkene 3] , namens Sauna Peize, en Rabobank. Een brief van Rabobank aan Sauna Peize van 12 juni 2005 bevat het volgende verslag van die bespreking:
“De leiding van de sauna is in handen geweest van de medeaandeelhouder en later bedrijfsleiders, welke naar uw oordeel achteraf niet capabel waren en onvoldoende sturing hebben gegeven.
U heeft uiteindelijk in het eerste kwartaal van dit jaar de leiding naar uzelf toegetrokken en bent nu verantwoordelijk voor het dagelijks management.
U stuurt sterk op vergroting van de omzet en het bedrijf en voert daarvoor nu een actieve acquisitiestrategie. Blijkens overgelegde omzetcijfers zou dat in het tweede kwartaal 2005 tot een toename van het aantal bezoekers leiden met 20% naar 15.381, een toename van de gemiddelde besteding per bezoeker met 5% naar € 38,38 en een omzettoename met 25% naar € 590.294,-.
Op basis van deze uitkomsten geeft u een omzetprognose voor 2005 van € 2.344.770,-, een toename met 3,5% t.o.v. 2004.”
(iv) Bij brief van 8 augustus 2005 heeft Rabobank aan Sauna Peize een samenvatting gestuurd van een gesprek dat tussen hen op 3 augustus 2005 heeft plaatsgevonden. De brief vermeldt onder meer het volgende:
“Tijdens de bespreking ontvingen wij van u een exploitatieoverzicht van Beauty Sauna Peize BV, waarin blijkt dat de omzet in het 1e halfjaar 2005 € 215k. hoger lag dan in dezelfde periode 2004. Hiermee wordt uw eerdere stelling onderbouwd dat het vanaf maart, het moment dat u zelf weer de teugels in handen nam, beter zou gaan.”
( v) Op 7 juni 2005 heeft in het saunabedrijf van Sauna Peize brand gewoed, waardoor (onder meer) schade aan een van de bedrijfsgebouwen en schade als gevolg van bedrijfsstagnatie is veroorzaakt.
(vi) De brandschade is geregeld in overleg tussen een schade-expert van Interpolis en een door Sauna Peize benoemde schade-expert. In de door hen opgestelde ‘Akte van Taxatie’ van 16 februari 2006 zijn de verzekerde schadeposten en gedekte kosten vermeld; die belopen tezamen een bedrag van € 5.471.034,--. De schade aan gebouwen is vastgesteld op € 2.002.955,-- en de bedrijfsschade op € 2.889.277,--. Voorts is vermeld dat ter zake van gebouwen en bedrijfsschade sprake is van onderverzekering. Partijen zijn in de Akte van Taxatie overeengekomen om, rekening houdende met deze onderverzekering, de totale schade-uitkering voorafgaand aan de uitbetaling, bij transactie vast te stellen. De experts hebben deze schade-uitkering vastgesteld op € 4.837.255--.
(vii) In eerste aanleg is een deskundigenbericht uitgebracht over de vraag of sprake was van onderverzekering en, zo ja, in welke mate. In zijn rapport heeft de deskundige met betrekking tot de schade aan het bedrijfsgebouw vermeld dat de verzekerde som ten tijde van de brand volgens de polis € 3.500.000,-- bedroeg, maar dat dit bedrag in het overleg tussen de schade-experts is verhoogd tot € 3.825.000,-- (teneinde een taxatiefout bij het aangaan van de verzekering te corrigeren); uitgaande van een waarde van het bedrijfsgebouw voor de brand van € 4.200.000,--, werd de mate van onderverzekering daarmee vastgesteld op € 375.000,--. De deskundige merkt op dat hij zich daarin kan vinden.
(viii) Met betrekking tot de bedrijfsschade heeft de deskundige in zijn rapport het volgende vermeld:
“Teneinde vast te stellen of er op dit punt sprake was van onderverzekering heb ik bij het ontbreken van accountantsverklaringen inzake het werkelijk verzekerd belang en berekeningen dienaangaande allereerst zelf deze berekening gemaakt over het boekjaar 2004.
Als uitgangspunt heb ik daarbij genomen dat de verzekering alle doorgaande lasten inclusief de winst over het boekjaar dient te dekken. In het geval van Sauna Peize BV ziet deze berekening over 2004 er als volgt uit:
(...)
Over een periode van 104 weken geeft dit een noodzakelijke verzekerde waarde van 3.025.902
De verzekerde waarde volgens de polis bedroeg 2.459.488
Bij: 30% accres
737.846
Gedekt was dus maximaal 3.197.334
Op basis van de jaarcijfers over 2004, rekening houdend met voornoemde uitgangspunten, was er geen sprake van onderdekking. Wel moet worden vastgesteld, dat in het contact tussen verzekeraar en verzekerde een achterstand was ontstaan in het actualiseren van de verzekerde waarde. Het is gebruikelijk dat de verzekerde waarde jaarlijks wordt beoordeeld en bij significante afwijkingen wordt aangepast, zodat de 30% accres/decres clausule geheel benut kan worden voor onverwachte ontwikkelingen. In deze casus wordt de 30% accres bijna geheel gebruikt om de te lage basisdekking goed te maken.
Nu is op basis van de berekening van de verzekeringsexpert een onderdekking vastgesteld van 15,13%, en dat is ten opzichte van vorenstaande conclusie opmerkelijk te noemen. Dit is voor mij aanleiding geweest tot nader onderzoek.
Door de expert is het verzekerd belang ten tijde van de brand bepaald door de gerealiseerde omzet in 2005 daarin sterk mee te wegen. In het eerste kwartaal van 2005 was de omzet ten opzichte van het eerste kwartaal in 2004 circa 2% hoger, waardoor er geen enkel signaal was dat het werkelijk belang voor de bedrijfsschadeverzekering zou moeten worden aangepast.
In de maanden april en mei 2005 was er ineens sprake van een plotselinge stijging van de omzet. Deze bedroeg over april en mei 2005 gezamenlijk € 461.000 tegen € 336.000 over de maanden april en mei 2004, oftewel een stijging van 37%. De vraag die hier om de hoek komt kijken is, of deze stijging incidenteel van aard is, en vervolgens in hoeverre het dan in de normale lijn der verwachtingen ligt, dat meteen de verzekerde waarde moet worden aangepast.
De stijging zelf lijkt incidenteel. In 2004, maar ook in de jaren 2009 en 2010 in de nieuwe situatie, blijkt uit de vergelijking van het eerste en het tweede kwartaal, dat de totale omzet over het tweede kwartaal ongeveer 75% bedraagt van de totale omzet over het eerste kwartaal. In afwijking van deze tamelijk vaste verhouding lijkt het erop dat in 2005 de omzet over het tweede kwartaal ongeveer gelijk zou zijn geweest aan de omzet over het eerste kwartaal. Wellicht zou een diepgaand onderzoek in de weersomstandigheden over de eerste 5 maanden van 2005 in vergelijking met dezelfde maanden van 2004 hierover een richtinggevende analyse kunnen geven. Ik heb zelf daartoe de weersomstandigheden over deze maanden in 2004 en 2005 op basis van de registratie van het KNMI opgevraagd. Het geeft mij niet onmiddellijk aanleiding om hieruit een verband te leggen met de geconstateerde plotselinge omzetstijging in de maanden april en mei van 2005. Bij navraag intern blijken er ook geen bijzondere omstandigheden te spelen in deze periode, kortom in het kader van het onderzoek blijft dit een merkwaardige ontwikkeling.
Zoals hiervoor vermeld is het voor mij zeer de vraag, of een dergelijke stijging meteen tot een aanpassing van de verzekerde waarde had moeten leiden. Immers, de cijfers over 2004 bewegen zich nog binnen de verzekerde waarde inclusief 30% accres. De desgevraagd door de Rabobank aan mij beschikbaar gestelde polisvoorwaarden van Interpolis (door mij geraadpleegd de versie 5.1 van augustus 2008 en de daaraan voorafgaande versie) geven op dit punt de volgende informatie:
“De premie en de dekking van uw Bedrijven Compact Polis zijn gebaseerd op de aan ons verstrekte gegevens van uw bedrijf. In de loop van de tijd kunnen deze gegevens gaan achterlopen bij de feitelijke ontwikkeling van uw bedrijf. Wij kunnen u verzoeken tussentijds actuele gegevens van uw bedrijf aan te leveren. U bent verplicht de gevraagde gegevens uiterlijk 2 maanden na ons eerste verzoek aan ons te verstrekken. Wij hebben het recht uw Bedrijven Compact Polis daarop aan te passen”.
Aangezien pas na afloop van de maand deze statistieken door haar worden opgesteld kon Sauna Peize op dit punt nog geen melding aan de verzekeraar verstrekken, nog los van de vraag dat hierom door de verzekeraar niet was gevraagd. Daarom lijkt het niet rechtvaardig om de stijging van deze 2 maanden zo zwaar mee te wegen dat op de door de experts berekende bedrijfsschade van € 2.889.000 een korting plaatsvindt van ruim 15% ofwel ruim € 433.000.”
2.2.1Sauna Peize vordert in dit geding, voor zover in cassatie van belang, Rabobank te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 622.607,55 in hoofdsom. Zij legt daaraan ten grondslag dat zij als gevolg van onderverzekering minder dan de werkelijk geleden brandschade (gebouwschade en bedrijfsschade) uitgekeerd heeft gekregen van verzekeraar Interpolis. Volgens Sauna Peize is Rabobank aansprakelijk voor het tekort, omdat Rabobank als assurantietussenpersoon is tekortgeschoten in haar taak zorg te dragen voor een adequate verzekerde waarde. De gevorderde hoofdsom bestaat uit de gemiste verzekeringsuitkering ten bedrage van € 189.216,-- voor gebouwschade en € 433.391,55 voor bedrijfsschade.
2.2.2De rechtbank heeft een deskundige benoemd ter beantwoording van de vragen (a) of op het moment van de brand sprake was van onderverzekering met betrekking tot de gebouwen en met betrekking tot de bedrijfsschade en, zo ja, in welke mate, en (b) of Sauna Peize ten gevolge van de brand bedrijfsschade heeft geleden en, zo ja, tot welk bedrag. Met inachtneming van het uitgebrachte deskundigenrapport (zie hiervoor in 2.1 onder (vii) en (viii)) heeft de rechtbank geoordeeld dat zowel met betrekking tot de gebouwschade als met betrekking tot de bedrijfsschade sprake was van onderverzekering, en dat Rabobank in haar taak als assurantietussenpersoon is tekortgeschoten en aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade van Sauna Peize. Die schade heeft de rechtbank vastgesteld op € 134.345,-- voor de gebouwschade en € 433.391,55 voor de bedrijfsschade. De rechtbank heeft Rabobank veroordeeld tot betaling van deze bedragen (naast enkele andere bedragen die in cassatie niet meer van belang zijn).
2.2.3Het hof heeft op het (incidentele) hoger beroep van Sauna Peize haar vordering ter zake van de gebouwschade ten bedrage van € 189.216,-- alsnog volledig toegewezen.
Ter zake van de bedrijfsschade heeft het hof in het principale hoger beroep van Rabobank echter geoordeeld dat geen sprake was van onderverzekering. De daarop betrekking hebbende vordering van Sauna Peize heeft het hof daarom alsnog afgewezen. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen:
“5.18 De deskundige heeft onweersproken vastgesteld (…) dat de verzekerde waarde van de bedrijfsschade volgens de polis bedroeg: € 2.459.488,-. Eveneens onweersproken heeft hij vastgesteld dat de polis een zogenaamde "accres-clausule" kende van 30%. Rekening houdend daarmee was aldus gedekt een bedrag van (€ 2.459.488 + 30% =) € 3.197.334,-. Uitgaande van de jaarcijfers over 2004 van Sauna Peize heeft de deskundige het verzekerd belang vastgesteld op € 3.025.902,-. De verzekerde som was aldus hoger dan het verzekerd belang zodat, aldus het oordeel van de deskundige,
op basis van deze cijfersgeen sprake was van onderverzekering. Die conclusie is niet weersproken en neemt het hof over.