Uitspraak
gevestigd te Drachten,
gevestigd te Almere,
gevestigd te Breda,
gevestigd te Eindhoven,
wonende te [woonplaats] ,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
19 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de aansprakelijkheid van een opvolgend bestuurder. De eiseressen, gezamenlijk aangeduid als Aabo, hebben hun vorderingen gebaseerd op de stelling dat de aandelen in de vennootschap B.V. niet waren volgestort, hetgeen in strijd is met de wettelijke vereisten. De rechtbank had de vordering van Aabo Drachten toegewezen, maar het hof had deze vordering in een later arrest afgewezen. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld, waarbij de advocaat-generaal R.H. de Bock tot vernietiging en verwijzing heeft geconcludeerd. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aansprakelijkheid van de bestuurder voortvloeit uit artikel 2:180 lid 2 (oud) BW, dat bepaalt dat een bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor rechtshandelingen van de vennootschap indien niet is voldaan aan de volstortingsverplichting. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het hof onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het de vordering van Aabo heeft afgewezen, en heeft het arrest van het hof vernietigd. De zaak is verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad heeft ook de kosten van het geding in cassatie aan de verweerder opgelegd.