ECLI:NL:HR:2019:1260

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
18/01760
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over schadevergoeding na plaatsing in TBS-kliniek zonder psychiatrisch ziekenhuisstatus

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof. De zaak betreft een geschil over de rechtmatigheid van de plaatsing van eiser in een TBS-kliniek die niet de status van psychiatrisch ziekenhuis heeft, op basis van de Wet Bopz. Eiser stelt dat hij recht heeft op schadevergoeding voor de geleden schade door deze onrechtmatige daad van de overheid. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en een arrest van het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat de klachten van eiser niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/01760
Datum19 juli 2019
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: mr. M.E. Bruning,
tegen
1. ANTES ZORG B.V., rechtsopvolgster van Stichting Bouman GGZ,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Antes Zorg,
niet verschenen,
2. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaat: mr. M.M. van Asperen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/10/394525/HA ZA 12-76 van de rechtbank Rotterdam van
17 april 2013 en 30 april 2014;
b. het arrest in de zaak 200.153.667/01 van het gerechtshof Den Haag van 30 januari 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld. De Staat heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend. Tegen Antes Zorg is verstek verleend.
De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Antes Zorg begroot op nihil en aan de zijde van de Staat begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, C.E. du Perron, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de vicepresident E.J. Numann op
19 juli 2019.