ECLI:NL:HR:2019:126

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
17/01489
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake beslag op mobiele telefoon en geldbedrag bij insluitingsfouillering

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep van een klager die in verband met een insluitingsfouillering zijn mobiele telefoon en een geldbedrag in beslag heeft genomen. De klager werd op 20 september 2016 staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, waarna zijn goederen werden veiliggesteld. De Rechtbank Rotterdam verklaarde de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift, omdat de inbeslagneming niet plaatsvond in het kader van een strafrechtelijke procedure. De klager ging in cassatie tegen deze beslissing.

De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van inbeslagneming ten behoeve van de strafvordering. De Hoge Raad bevestigt dat het oordeel van de Rechtbank niet getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de goederen zijn veiliggesteld. De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep, wat betekent dat de beslissing van de Rechtbank in stand blijft.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 29 januari 2019, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

29 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/01489 B
SG/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 1 maart 2017, nummer RK 16/2988, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Op 20 september 2016 is onder de klager een aantal goederen in beslag genomen, waaronder een mobiele telefoon van het merk Apple Iphone alsmede een contant geldbedrag van € 650,-.
(...)
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag op de goederen en het geldbedrag, met last tot teruggave daarvan aan de klager.
(...)
Blijkens de stukken in het raadkamerdossier is de klager staande gehouden, overgebracht en opgehouden voor verhoor op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000. Nu de goederen en het geldbedrag niet in het kader van een strafrechtelijke procedure in beslag zijn genomen, dient de klager niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag."
2.2.
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- art. 134, eerste lid, Sv:
"Onder inbeslagneming van eenig voorwerp wordt verstaan het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de strafvordering."
- art. 445 Sv:
"Tegen beschikkingen staat hooger beroep of beroep in cassatie niet open en is een bezwaarschrift niet toegelaten, dan in de gevallen bij dit wetboek bepaald."
- art. 552a, eerste lid, Sv:
"De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, over het uitblijven van een last tot teruggave, over het al dan niet toepassen van de in artikel 116, vierde lid, neergelegde bevoegdheid, over de vordering van gegevens, over de vordering medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van gegevens, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk, over de kennisneming of het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 100, 101 en 114, over de vordering gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede over de ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, bedoeld in artikel 125o, de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing."
- art. 552d, eerste en tweede lid, Sv:
"1. Een beschikking ingevolge artikel 552a, 552ab of 552b wordt onverwijld aan de klager betekend.
2. Beroep in cassatie kan door het openbaar ministerie worden ingesteld binnen veertien dagen na de dagtekening der beschikking, en door de klager binnen veertien dagen na de betekening."
2.3.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat in het onderhavige geval geen sprake is van inbeslagneming ten behoeve van de strafvordering. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk in het licht van de vaststelling van de Rechtbank dat de klager op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000 is staande gehouden, overgebracht en opgehouden voor verhoor, in welk verband de iPhone en het geldbedrag kennelijk zijn veiliggesteld.
2.4.
Gelet op art. 552a, eerste lid, Sv in verbinding met art. 134, eerste lid, Sv heeft de Rechtbank de klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift. Dat brengt mee dat de klager niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 januari 2019.